Resultaat op trefwoord : 'dementie'


Aantal resultaten : 29 artikel(s) - 18 bondige bespreking(en) - 0 Synthese(s)


Deze retrospectieve observationele studie toont aan dat de cognitieve MoCA-curve die rekening met de leeftijd en het opleidingsniveau tijdens herhaalde metingen van de MoCA-score sensitiever en specifieker is dan de MoCA-score met afkappunten om vroegtijdig milde cognitieve achteruitgang en dementie op te sporen. De cognitieve MoCA-curve is op een methodologisch correcte manier ontwikkeld op basis van de gegevens van een bestaande databank en partieel gevalideerd met twee andere externe bestaande databanken. Verder onderzoek in andere populaties is echter nodig vooraleer dit instrument algemeen gebruikt kan worden.

Deze multicenter pragmatische open-label gecontroleerde gerandomiseerde studie met semi-factorieel opzet toont aan dat MAO-B-inhibitoren als aanvullende perorale behandeling een beter effect hebben dan COMT-inhibitoren (in deze studie werd enkel entacapon gebruikt) op het motorisch functioneren bij patiënten met de ziekte van Parkinson die reeds onder een behandeling met levodopa staan. Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat het type ongewenste effecten bij MAO-B-inhibitoren vaak veel ernstiger zijn dan bij COMT-inhibitoren. Het opstarten van dopamine-agonisten en MAO-B-inhibitoren dient, zeker bij oudere patiënten, steeds een weloverwogen keuze te zijn.

Deze systematische review en meta-analyse met sterk heterogene resultaten wijst erop dat niet-farmacologische interventies met gebruik van informatie- en communicatietechnologie een gunstig effect zouden kunnen hebben op sommige symptomen van dementie (depressie, agitatie, algemene symptomen), en dit vooral bij jongere personen met dementie. In dit onderzoeksdomein met weinig gestandaardiseerde interventies die sterk afhangen van de context, zijn degelijke en voldoende grootschalige klinische studies meer dan ooit broodnodig.

Het indirect vergelijken van consecutieve meetresultaten van twee testen levert onbetrouwbare resultaten op die we hooguit als beschrijvend en hypothesevormend mogen beschouwen.

Deze retrospectieve cohortstudie, uitgevoerd in een geheugenkliniek, suggereert dat de SAGE-zelftest vroeger dan de MMSE de evolutie naar dementie detecteert bij oudere personen met milde cognitieve achteruitgang. Verder onderzoek is nodig om deze vaststelling te bevestigen.

Deze systematische review met meta-analyse toont aan dat cognitieve stimulatie de cognitieve functie sterk verbetert en het niveau van depressie in beperkte mate verlaagt bij personen met milde tot matige dementie. Er kon geen effect op andere psychiatrische symptomen aangetoond worden. Zowel de systematische review als de geïncludeerde RCT’s vertonen echter methodologische tekortkomingen. Verder onderzoek met een meer rigoureus onderzoeksdesign is zeker aangewezen.

Medicamenteuze en niet-medicamenteuze aanpak van ontremd gedrag bij dementie

Petrovic M.

Minerva 2022 Vol 21 nummer 8 pagina 186 - 189


Deze systematische review met originele studies van een onduidelijke methodologische kwaliteit suggereert dat bepaalde medicamenteuze en, in sterkere mate, niet-medicamenteuze benaderingen ontremd gedrag verminderen bij personen met dementie. Door de grote klinische heterogeniteit tussen de verschillende studies, het gebrek aan placebogecontroleerde studies, alsook het feit dat ontremming niet als primaire uitkomst onderzocht werd en men bovendien mogelijk minder accurate meetinstrumenten gebruikte om ontremming te evalueren, moeten deze resultaten met grote voorzichtigheid geïnterpreteerd worden.

Deze correct uitgevoerde pragmatische open-label gerandomiseerde gecontroleerde studie toont aan dat een aangepast en uitgebreid pakket van ondersteunende technologie en telezorg in vergelijking met een kleiner pakket aan ondersteunende maatregelen geen effect heeft op veiliger en langer zelfstandig thuis wonen van ouderen met dementie. De interventie was evenmin kosteneffectief en er kon geen ontlasting van de mantelzorger worden vastgesteld. In sommige situaties had de interventie een negatieve invloed op het leven van de persoon met dementie. Er was weinig correlatie tussen de gemeten zorgbehoefte en de effectief geplaatste technologie.

Zijn antidepressiva zinvol bij patiënten met dementie en depressie?

Catthoor K.

Minerva 2021 Vol 20 nummer 2 pagina 19 - 23


Op basis van deze methodologisch correct uitgevoerde systematische review en meta-analyse van 10 RCT’s met een onduidelijk risico op verschillende vormen van bias, kunnen we besluiten dat het gebruik van antidepressiva in vergelijking met placebo bij patiënten met dementie en depressie op basis van gevalideerde diagnostische criteria, de depressieve symptomen, noch op korte, noch op lange termijn doet afnemen. Door de afwezigheid van duidelijke criteria kunnen we niets besluiten over het effect op respons en remissie. Er is voldoende bewijs dat antidepressiva meer (ernstige) ongewenste effecten kunnen veroorzaken in deze patiëntengroep. Tussen de verschillende antidepressiva onderling waren er geen significante aanwijzingen voor een verschil in werkzaamheid, tolerantie en veiligheid.

De methodologische kwaliteit van deze retrospectieve analyse van medische gegevens van meer dan 37 000 rusthuisbewoners is goed, ondanks de beperkingen die inherent zijn aan dit type onderzoek. Deze studie toont dat deprescribing van acetylcholinesteraseremmers (AChI) niet geassocieerd is met een significante toename van de kans op negatieve gebeurtenissen door alle oorzaken, maar wel met een verminderde kans op hospitalisatie voor ernstige valpartijen en breuken bij oudere rusthuisbewoners met ernstige dementie. De aanwezigheid van belangrijke confounders en het gebrek aan precisie met betrekking tot de methode van deprescribing belemmeren echter sterk de interpretatie van de studie. Een prospectieve RCT is onontbeerlijk om methodologische bias te beperken.

Deze methodologisch correct uitgevoerde systematische review toont aan dat standalone testen zoals de Mini Mental State Examination (MMSE), de Montreal Cognitive Assessment (MoCA) en de Brief Alzheimer screen (BAS), alsook geheugentesten en semantische taaltesten voldoende accuraat zijn om bij ouderen met vermoeden van cognitieve achteruitgang matige tot ernstige Alzheimer-dementie te onderscheiden van normaal cognitief functioneren. Er is nood aan verder onderzoek naar de accuraatheid van deze testen om milde vormen van Alzheimer-dementie te onderscheiden van normaal cognitief functioneren en om klinische Alzheimer-dementie te onderscheiden van Mild Cognitive Impairment (MCI). De plaats van deze sneltesten in het test-diagnose-behandeltraject van dementie blijft dus onduidelijk. Bij de opzet van toekomstig onderzoek is het dan ook belangrijk om te vertrekken van de meest recente criteria om Alzheimer-dementie, MCI en normaal cognitief functioneren af te lijnen, om de testscores en de cut off-waarden op voorhand minutieus vast te leggen en om naast de accuraatheid ook de voor- en nadelen van het gebruik van deze testen voor patiënt en zorgverlener als uitkomstmaten op te nemen.

Deze correct uitgevoerde grootschalige cohortstudie en nested case-control-studie toont aan dat benzodiazepines niet geassocieerd zijn met de ontwikkeling van dementie.

Deze methodologisch correct uitgevoerde netwerk meta-analyse geeft aan dat de klinische effectiviteit van niet-medicamenteuze behandelingen doorgaans sterker is dan deze van medicamenteuze behandelingen bij de aanpak van agressie en agitatie bij demente personen.

Is een medicamenteuze bloeddrukbehandeling effectief na TIA of CVA?

De Cort P.

Minerva 2019 Vol 18 nummer 4 pagina 44 - 47


Deze systematische review met meta-analyse van de Cochrane Collaboration toont aan dat een medicamenteuze bloeddrukbehandeling na het doormaken van een TIA of CVA de kans op CVA-recidief en op vasculaire sterfte reduceert. Uit subgroepanalyses blijkt dat het effect enkel statistisch significant is bij patiënten met een hogere initiële systolische bloeddruk (>140 mmHg) en wanneer gekozen wordt voor een diureticum of een ACE-inhibitor. Het nut en de veiligheid van een intensieve bloeddrukbehandeling (met streefwaarde voor systolische bloeddruk lager dan 125 tot 130 mmHg) kan niet aangetoond worden.

Deze systematische review van de Cochrane Collaboration kan bij patiënten met de ziekte van Alzheimer geen klinisch relevante meerwaarde aantonen van donepezil op belangrijke uitkomsten zoals geheugen, gedrag, dagelijks functioneren en levenskwaliteit, terwijl de ongewenste effecten en de acceptatie van de behandeling in het nadeel van donepezil zijn.

Hoe zorgdoelen bespreken en vastleggen bij ouderen met gevorderde dementie?

Chevalier P.

Minerva 2017 Vol 16 nummer 9 pagina 222 - 225


Deze RCT bij 80-plussers met gevorderde dementie die sinds ongeveer 2 jaar in een woon- en zorgcentrum verblijven en ondersteund worden door een familievertegenwoordiger, toont aan dat een interventie om de communicatie en besluitvorming te verbeteren een beperkt nut heeft. De interventie bestaat uit een video met informatie voor de familievertegenwoordiger en een gestructureerd overleg tussen het zorgteam en de familievertegenwoordiger. Het positieve effect beperkt zich tot een verbetering van de communicatie over de zorg bij het levenseinde en tot een vermindering van het aantal hospitalisaties.

Dit systematisch literatuuroverzicht met meta-analyses is van goede methodologische kwaliteit en toont een goede performantie aan van 2 screeningsinstrumenten voor het opsporen van depressie bij personen met niet-ernstige dementie: de Cornell Scale for Depression in Dementia (CSDD) en de Hamilton Depression Rating Scale (HDRS)

Deze cluster gerandomiseerde studie in woonzorgcentra bij patiënten met dementie en probleemgedrag toont aan dat het gecombineerde gebruik van een farmacologische review en het aanbieden van een niet-farmacologische aanpak, zoals verbetering van sociale interactie én aanbieden van betekenisvolle activiteiten (BAM), niet alleen het gebruik van antipsychotica reduceert maar ook de mortaliteit doet dalen en het gedrag verbetert.

Uit deze post-hoc analyse van een RCT blijkt dat bij patiënten met matig tot ernstige ziekte van Alzheimer het stopzetten van een behandeling met donepezil gedurende één jaar aanleiding kan geven tot een snellere opname in een verzorgingsinstelling. Dit effect verdwijnt echter in de daaropvolgende drie jaren. Hiermee wordt best rekening gehouden bij het stopzetten van een behandeling met donepezil. Toevoegen van of veranderen naar memantine heeft geen invloed op de opname in een verzorgingsinstelling.

Deze diagnostische studie met gegevens uit een bestaande cohortstudie toont aan dat de combinatie van drie anamnestische gegevens (problemen met het beheer van financiën, plannen en rekenen) kan helpen om de diagnose van dementie te stellen bij mannen die op basis van een gevalideerde screeningstest een hoge kans op dementie hebben. De resultaten kunnen niet geëxtrapoleerd worden naar de algemene bevolking. Ook een duidelijke definitie van ‘redeneren’ en ‘planning’ ontbreekt.

Uit dit uitgebreid retrospectief observationeel onderzoek kunnen we besluiten dat het absolute mortaliteitsrisico van zowel typische als atypische antipsychotica bij ouderen met dementie groter is in vergelijking met geen behandeling of een behandeling met antidepressiva. Bovendien bleek het mortaliteitsrisico dosisafhankelijk te zijn voor atypische antipsychotica.

Deze meta-analyse van goede methodologische kwaliteit onderzoekt de performantie van de vele testen voor het opsporen van dementie. Van de 11 best onderzochte testen, is de MMSE de meest gebruikte. De diagnostische performantie van de MMSE is vergelijkbaar met deze van de Mini-Cog en de ACE-R, maar deze laatste 2 testen zijn gebruiksvriendelijker. De aantonende kracht van de 3 testen is goed, maar de uitsluitende kracht van de MMSE is minder goed en deze van de Mini-Cog en de ACE-R is goed.

Deze meta-analyse van de Cochrane Collaboration toont aan dat psychologische behandelingen effectief zijn voor de behandeling van co-morbide depressie bij patiënten met dementie. Omwille van de belangrijke klinische heterogeniteit en omwille van de methodologische beperkingen van de geïncludeerde studies moeten we deze resultaten evenwel met de nodige omzichtigheid interpreteren.

Deze systematische review brengt geen overtuigend bewijs aan dat rivastigmine nuttig is bij patiënten met vasculaire cognitieve achteruitgang (die kan evolueren naar dementie).

Antipsychotica stoppen bij ouderen met dementie

Michiels B.

Minerva 15 05 2014


Deze systematische review toont nogmaals aan dat men het gebruik van neuroleptica voor gedragsstoornissen bij ouderen met dementie in de meeste gevallen zonder ernstige nadelen kan stopzetten. Sommige patiënten kunnen evenwel wel gebaat zijn bij een volgehouden behandeling. Dergelijk voordeel moet echter telkens tegenover de mogelijke nadelen afgewogen worden.

Dit literatuuroverzicht van matige methodologische kwaliteit over de niet-medicamenteuze aanpak van psychische en gedragsproblemen bij dementie in de thuiszorg door een zorgverlenend familielid, bevestigt de noodzaak van interventies met meerdere componenten, gericht op de noden van de zorgverleners.

Deze systematische review met meta-analyse van goede methodologische kwaliteit bevestigt wat we eerder besloten in Minerva: op dit ogenblik beschikken we niet over een wetenschappelijke onderbouwing dat cholinesterase-inhibitoren de evolutie naar dementie of naar een verdere cognitieve achteruitgang afremmen bij patiënten met milde cognitieve stoornissen.

Een nieuwe korte cognitieve test (Sweet 16)

Michiels B.

Minerva 28 03 2012


Deze studie toont aan dat Sweet 16 evenwaardig of zelfs beter is dan de MMSE voor het opsporen van de cognitieve achteruitgang bij ouderen, maar de uitsluitende kracht blijft nog te klein om klinisch een diagnostische meerwaarde te betekenen.

De resultaten van deze meta-analyse tonen aan dat memantine geen significant effect heeft bij de lichte vorm van de ziekte van Alzheimer. De meta-analyse bevestigt ook dat memantine geen klinisch relevant effect heeft bij de matige tot ernstige vorm (MMSE <20).

Uit deze studie kunnen we niet besluiten dat een persoonsgebonden zorgaanpak en ‘dementia care mapping’ een klinisch relevant effect hebben op agitatie en de kwaliteit van leven bij geïnstitutionaliseerde patiënten met gedragsstoornissen en dementie.

Belangrijke ongewenste effecten van cholinesterase-inhibitoren

Michiels B.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 6 pagina 72 - 72


Het toegenomen risico van ernstige ongewenste effecten met cholinesterase-inhibitoren, zoals syncope en bradycardie, noopt tot een zorgvuldige individuele afweging bij de start van deze medicatie en tot ernstige evaluatie om de zes maanden.

Preventie van dementie: is ginkgo biloba effectief?

Michiels B.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 4 pagina 48 - 48


Een RCT bij meer dan 3 000 ouderen met normale cognitie of met milde cognitieve stoornissen kon na ruim zes jaar geen effect aantonen van 120 mg ginkgo biloba tweemaal daags op de preventie van dementie.

Antipsychotica bij dementie

Chevalier P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 3 pagina 39 - 39


Het effect van antipsychotica bij ouderen met dementie is in het beste geval gering. In deze retrospectieve studie is aangetoond dat er, op korte termijn, bij alle antipsychotica een risico bestaat van CVA of van andere ernstige ongewenste effecten (heupfractuur, extrapiramidale effecten) en van overlijden.

Medicamenteuze behandeling van dementie

Michiels B.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 9 pagina 130 - 131


Uit deze systematische review en meta-analyse blijkt dat donepezil, galantamine, rivastigmine en memantine geen globaal klinisch relevant effect hebben op cognitie en een beperkt effect hebben op globaal functioneren bij sommige patiënten met verschillende vormen van dementie. Het effect op gedrag en levenskwaliteit is te heterogeen om klinisch relevante uitspraken te kunnen doen. De eerder geformuleerde aanbeveling van Minerva, namelijk dat er voor het systematisch voorschrijven van cholinesterase-inhibitoren en memantine geen evidentie bestaat, blijft gehandhaafd.

Kan rivastigmine de ziekte van Alzheimer voorkomen?

Vermeire E.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 2 pagina 26 - 27


Deze studie toont aan dat bij personen met MCI rivastigmine in vergelijking met placebo de evolutie naar dementie niet kan afremmen. Er werden na vier jaar evenmin significante verschillen gezien in cognitief functioneren, gedrag en dagelijks functioneren. De relatie tussen MCI en dementie is bovendien slecht gekend. Momenteel is er voor geen enkele cholinesterase-inhibitor enig effect op de progressie van MCI naar dementie aangetoond.

Invloed van vitamine B6, B12 of foliumzuur op cognitief functioneren: meer rook dan vuur

Laekeman G.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 7 pagina 114 - 115


Deze systematische review van het geringe aantal beschikbare studies kan geen gunstig effect aantonen van vitamines B6, of B12 of foliumzuur op het cognitieve functioneren bij ouderen met een normale of verminderde cognitieve functie. De meeste studies zijn klein en van korte duur. Er zijn geen gegevens over een effect op de evolutie naar dementie. Systematisch voorschrijven van deze vitamines bij ouderen ter preventie van cognitieve achteruitgang of dementie is daarom niet aangewezen.

Afbouw van neuroleptica bij RVT-bewoners met dementie

Petrovic M. , De Meyere M.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 6 pagina 99 - 100


Uit deze studie blijkt dat training en ondersteuning van het RVT-personeel een hulpmiddel kan zijn bij het afbouwen van neuroleptica bij patiënten met dementie. Uit andere studies blijkt dat het afbouwen van neuroleptica haalbaar is in de praktijk en ook leidt tot een reductie van hinderlijke ongewenste effecten.

Cholinesterase-inhibitoren: wetenschappelijke evidentie?

Michiels B.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 5 pagina 82 - 84


Deze systematische review toont aan dat de beperkte en tijdelijke effecten van cholinesterase-inhibitoren op cognitie en algemeen functioneren van patiënten met Alzheimerdementie in vraag kunnen worden gesteld. De beschikbare RCT’s hebben belangrijke methodologische tekortkomingen. Er is daarom onvoldoende evidentie voor het systematisch voorschrijven van cholinesterase-inhibitoren bij patiënten met Alzheimerdementie.

Medicamenteuze behandeling van neuropsychiatrische symptomen bij dementie

De Paepe P. , Petrovic M.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 1 pagina 7 - 10


Eerder werd in Minerva besloten dat er onvoldoende wetenschappelijke onderbouwing is om bij demente patiënten met gedragstoornissen atypische neuroleptica te verkiezen boven typische. Deze review stelt daarnaast het effect van elke medicamenteuze behandeling van neuropsychiatrische symptomen bij demente patiënten in vraag.

Langetermijnresultaten over donepezil bij Alzheimer

Michiels B.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 6 pagina 99 - 101


Deze studie besluit dat de mogelijke winst in cognitie van een behandeling met donepezil bij patiënten met milde tot matige ziekte van Alzheimer klinisch niet relevant is en niet resulteert in beter functioneren of een betere levenskwaliteit of in uitstel tot opname in een instelling. Donepezil is daarom niet aangewezen in de behandeling van milde tot matige Alzheimerdementie.

Is er een plaats voor atypische neuroleptica bij dementie?

De Paepe P.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 2 pagina 26 - 28


Uit deze systematische review blijkt dat er geen wetenschappelijke argumenten zijn om de atypische neuroleptica te verkiezen boven de typische neuroleptica voor de behandeling van gedragsstoornissen en psychologische symptomen bij dementerende bejaarden.

Oefentherapie en ondersteuning van mantelzorgers bij Alzheimer

De Jonghe M. , Roland M.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 9 pagina 147 - 149


Deze goed opgezette en correct geanalyseerde studie toont aan dat de vorming en ondersteuning van mantelzorgers binnen het kader van een globale benadering van patiënten die lijden aan de ziekte van Alzheimer positief is, zowel vanuit fysiek als mentaal oogpunt. Deze studie laat, in tegenstelling tot andere, niet toe om te evalueren of deze benadering de tijd tot institutionalisering vertraagt. De uitvoerbaarheid van een dergelijke interventie in onze gezondheidszorg moet nog worden aangetoond.

Memantine toegevoegd aan donepezil bij Alzheimer

Michiels B. , Vermeire E.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 8 pagina 129 - 131


Deze studie, waarbij memantine wordt toegevoegd aan een behandeling met donepezil (5 tot 10 mg/dag) bij matig ernstige tot ernstige zieke Alzheimerpatiënten, toont een afremming van de progressie op korte termijn. De klinische relevantie is echter gering, de follow-up duur is erg kort en de kostprijs van de behandeling aanzienlijk. De kernboodschappen van het themanummer Dementie van Minerva blijven gelden: de medicamenteuze aanpak van de ziekte van Alzheimer heeft een beperkte klinische relevantie, zonder uitzicht op kostenbesparing. Het versterken van de mantelzorg en beperken van het gebruik van psychofarmaca zijn zinvoller.

Memantine bij de ziekte van Alzheimer

Vermeire E.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 7 pagina 109 - 111


Uit deze studie blijkt dat memantine de klinische achteruitgang van patiënten met matige tot ernstige ziekte van Alzheimer vermindert. Dit effect is echter klinisch zo gering, dat we ook voor memantine kunnen besluiten dat het niet in aanmerking komt voor systematisch gebruik. Het besluit van het Minerva themanummer ‘Dementie’ blijft dus gehandhaafd: de bestaande studies met cholinesterase-inhibitoren en niet-cholinerge producten tonen bescheiden effecten met zeer geringe klinische relevantie. Door het gebrek aan vergelijkende studies kan geen keuze worden gemaakt tussen de verschillende groepen Alzheimer-medicatie.

Kernboodschappen: Aanpak van patiënten met de ziekte van Alzheimer

Minerva 2002 Vol 1 nummer 8 pagina 14 - 14

Epiloog: De nieuwe kleren van de Europese keizer

De Meyere M.

Minerva 2002 Vol 1 nummer 8 pagina 15 - 16

Wat zeggen de guidelines over de medicamenteuze aanpak van de ziekte van Alzheimer?

Vermeire E.

Minerva 2002 Vol 1 nummer 8 pagina 12 - 13